Pagina's

maandag 12 maart 2012

Bezoekers.

Schreef dit 'verhaaltje' een tijdje geleden voor een vriendinnetje. Maar blijkbaar herken ik me er ook wel in. (Want waarom was het anders zo makkelijk te schrijven?)
-
Sommige mensen kloppen aan, voordat ze je hart binnenlopen.
Alles doen ze zachtjes. Ze kloppen zachtjes. Je doet de deur zachtjes open -
Zachtjes doen ze hem weer dicht, in de hoop dat de deur niet piept. Hun schoenen
laten ze achter in de hal, hun jas hangen ze op. Hun paraplu leggen ze in de hal neer.
Beleefd lopen ze achter je aan - en ze komen alleen daar waar jij wilt dat ze komen.
(Natuurlijk zet je ze in een zachte stoel voor een knisperend haardvuur en breng je
ze pantoffels en warme chocolademelk).

Andere mensen bonken op je deur. "Laat me erin!" schreeuwen ze. Je mompelt zoiets als "Rustig maar!" (maar je komt nooit snel genoeg). Wanneer je dan de deur opendoet lijken ze alleen nog maar
aan overrompelen te kunnen denken. Overrompelen, en snel! En dus rennen ze met hun bemodderde
schoenen naar binnen. Hun jas doen ze niet uit. (Ze willen namelijk heel, heel snel bij jouw haard opwarmen
en daarna heel, heel snel weer naar buiten). Ze vergeten dat hun paraplu nat is - ze klappen hem in en schudden hem uit.
Binnen. En dan zitten ze voor je haard. En jij kijkt toe.

Want waarom laten die snelle binnendringers die niet van plan zijn te blijven zo'n diepe indruk achter?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten