Pagina's

dinsdag 7 juni 2016

Waarom je mij niet op kinderen moet laten passen.

Ken je dat nog van vroeger?

Dat je ging spelen bij iemand uit je klas of uit je familie en dat het zo leuk was met elkaar maar dat er een klein broertje of zusje rondliep wat steeds mee wilde doen. Waar jullie geen zin in hadden. Met gejank tot gevolg. Gekrijs. "Ik ga het tegen mama zeggen!". Twee keer beschuldigende blikken. Het kind wat zichzelf erg zielig vond. De moeder die het kind erg zielig vond. Die vond dat het kind best mee mocht doen. Daar had je dan dus maar mooi niks meer over te zeggen.

Dat verwijtende van die moeders. Dat nananana-gezicht van die kinderen. Stel je dat eens voor.

Daar moest ik ineens aan denken. Volgens mij heb ik vaak genoeg geblogd over mezelf en kinderen. Tot nu toe wil dat nog niet echt een succes worden. Verzoeken om op te passen sla ik steevast af omdat ik echt geen idee heb hoe dat moet. Toch kun je ook als je, met de nodige zelfkennis mijlenver bij kinderen uit de buurt blijft zodat je niet teveel schade aan kunt richten, het ineens weer goed verprutsen.

Zo ook ik. Gisteren. (Nee. Het is nooit iemand anders. Was dat nou maar eens waar).
Ik pas dus niet op. Maar mijn moeder wel.
Die kreeg dus de babyfoon om op m'n nichtjes te passen.
Prima. Ik zat op de bank een beetje muziekjes te luisteren.
Maar zoals dat gaat met kinderen. Ouders weg? Gas, heel hard blèren in die babyfoon. Zodat de mensen weten dat ze toch echt wel bestaan.
Mijn moeder? Die rent er meteen heen.
Ik? Ik zie dat ze weg is, hoor nog steeds veel lawaai en draai de babyfoon uit (ik dacht zachtjes, maar het was uit, ah ja, rotdingen).
Mijn moeder komt terug. De kindjes gaan slapen. Ik zit heerlijk buiten te haken. Die babyfoon weer aanzetten? Geen haar op m'n hoofd die eraan dacht.
En dan komen de ouders terug en dan blijkt er dus eentje helemaal niet te slapen en zichzelf helemaal over de rooie te hebben gehuild (een uurtje maar hoor) en er kwam maar niemand.
Dus. Dat.
Ik zal nog beter afstand tussen mezelf en kinderen moeten calculeren denk ik.

maandag 6 juni 2016

losse flarden III.

pas zei iemand dan ik dan wel ander gedrag kon laten zien - minder bang misschien en dichter bij wie ik ben maar ik heb dat dus niet gevraagd en diegene heeft dit dus ook niet gezegd. dat kon ik wel doen maar ik bleef wie ik was. toen dacht ik nee. waarom. ik wil als een slang die oude huid afstropen en een ander persoon zijn. dus ik vroeg me af waarom mild naar je oude ik kijken zo moeilijk is. alsof die oude ik er niet meer is. je leert geen dingen af. je leert dingen bij. het oude kan er altijd weer zijn. als ik over vroeg schrijf is daar steeds iets wat fluistert dat ik me moet schamen (zo: je moest je schamen). waarom. denk ik. maar de reden weet ik nog steeds niet.
-
zou ik me dan schamen voor de behoefte aan boeken die ik nog niet mocht lezen omdat ik eerst groter moest zijn - over liefde en niets anders om maar weer eens een zin te jatten. de keer dat de boeken die ik wilde lezen in de kast waren verstopt omdat dat nog niet mocht. maar ik was twaalf. of juist anderzijds. de keer dat de meester (of de juf) vond dat ik een boek las waar ik te groot voor was. maar een wijs persoon zei dat kinderboeken die je als volwassene niet meer kunt lezen ook de moeite voor kinderen niet waard zijn dus laat dat de standaard zijn.
-
ik zou me kunnen schamen voor de keer dat ik blijkbaar iets verkeerd had gedaan - ik denk dat ik gemeen was geweest tegen een kind wat nu eenmaal iets is wat ik vast nooit verleer - al was ik toen zelf dus ook nog een kind en op het grasveld op een kussen lag boos te zijn en mezelf zielig te vinden.
-
ik kan me schamen voor die keer dat ik op het muurtje van de groentetuin zat te kijken hoe mama daar aan het harken of onkruid wieden was. er zat mos tussen de stenen en ik wiebelde met mijn benen. naast me lag een plank en ik dacht die moet hier niet liggen. dat is het precieze moment waarop ik ontdekte hoe afschuwelijk eng ik pissebedden vind. al wist ik toen niet veel beters dan dat het grijze torren waren.
-
het negeren van uitnodigingen van kinderen uit de klas waar een kachel met vuur was.
-
een potlood dwars doormidden bijten in groep drie en daar trots op zijn.
-
een prinses op straat tekenen. met borsten. mijn moeder die de straat snel schoon moest spuiten omdat er een dominee (geloof ik) op visite kwam en die mocht dat soort dingen niet zien.
-
een hoekje achter de bank met foto's van prinsessen die allemaal jong dood waren gegaan en die zo mooi waren geweest.
-
een voorkeur voor donkere hoekjes en boeken

zaterdag 4 juni 2016

ik weet wel wat waar is.

ik weet wel wat waar is. dat een appel op de grond zal vallen en dat water kookt bij honderd graden.
onze harten die synchroon kloppen. al is dat niet waar (ik schrijf dat op omdat ik het mooi vind).
ik weet dat gevoel een functie heeft maar er soms beter niet is. en ik weet hoe je kunt doen alsof
gevoel er niet is. je zingt een liedje en danst en kijkt de andere kant op. je werkt je helemaal moe
totdat er geen tijd meer is voor gevoel. maar dan is daar de rust die onvermijdelijk komt en de ander en daar. daar
is gevoel terug. het zegt daar ben ik weer. en ineens lukt het dan niet om het achter slot en grendel
te houden. lukt dat even niet. lukt dat even op het verkeerde moment niet. en natuurlijk ziet de ander dat
diegene schrikt, dacht toch wel dat maar nee en dat maakt zo boos of verdrietig of bang dat weet je ook wel
en daar ren je met een vlindernetje achter het veel te vlugge gevoel aan kom dan toch eens hier jezelf verwijten makend want
o dat was zo dom. zul je nou nooit meer vergeten de deur op slot te doen.

donderdag 2 juni 2016

losse flarden II (werk).

wat ik mooi vind is als de mensen die dingen nog nooit met anderen hebben gedeeld - dingen die meestal pijn zijn, eenzaamheid misschien ook vaak - toch gaan vertellen en dat ik dan helemaal niet te klein of te dom ben om degene te zijn die naar hen luistert. dat voelt best gek maar ook heel waardevol.
-
misschien vind je me zielig zeggen ze als ze delen waar hun pijn nu echt zit. maar nee denk ik dan dat vind ik nu net niet. ik vind je sterk. dat je dit vertelt. dat zeg ik dan ook maar omdat ik hoop dat het helpt en ze geloven dat ik meen wat ik zeg.
-
wat ik moeilijk vind is als mensen zo groot en oud en wijs zijn en het toch niet goed met ze gaat en ze vertellen hun verhaal aan mij. wie ben ik dan denk ik dan. luister je wel naar mij? dat is niet altijd terecht.
-
het omslagpunt is zo mooi. ineens vallen de puzzelstukjes op hun plek.
-
het leven heeft ruwe randjes en de mensen doen zo goed hun best dat te maskeren want met alle andere mensen gaat het zo goed. lijkt het zo goed te gaan. gaat het ook vaak helemaal niet goed. je bent nooit alleen.
-
het is raar om mensen te zien die je kent en niet te weten wat je dan moet zeggen want hoi wat doe jij hier is niet bepaald wat je moet zeggen. en hoi werk jij hier is wat de mensen zeggen - tegen mij - en ik kan dan niet zoveel anders dan zeggen ja dat klopt.
-
ik ben altijd bang dat de mensen zeggen dat ze wel willen leven maar dat eigenlijk niet willen en hoe vaak ik dan moet vragen of ze wanhopig zijn of niet en hoe erg. want wat als?
-
ik verwonder me altijd dat mensen hun verhaal willen delen. dan vergeet ik even dat ik helemaal niet meer een huppelend klein meisje ben wat altijd alles van de ander verwacht maar dat ik nu zelf keuzes maak en moet weten wat ik wil. in het echte leven willen mensen ook zeker wel delen wat ze voelen maar dan mag ik veel minder vragen. nu mag dat ineens wel. dat is best gek.

maar ook waardevol.