Pagina's

donderdag 27 september 2012

Slaapperikelen (en een kampeerweek).

Als er iets was (en stiekem nog een beetje is) wat ik gruwelijk vond (en stiekem dus nog steeds een beetje vind) is het wel ergens anders slapen. Ik weet dat ik een aansteller ben, maar al de halve avond voordat ik dan naar bed ga, ga ik denken aan 'wat als ik niet kan slapen'? Vanzelfsprekend komen die scenario's altijd uit en kun je dan ook daadwerkelijk niet slapen. Tegenwoordig maak ik me er wat minder druk om dan vroeger en denk ik dat ik vanzelf wel een keer in slaap val. Maar als ik dan ergens logeer ben ik nog steeds altijd de laatste die slaapt. En of ik snurk weet ik niet, maar de anderen doen dat meestal wel. (Grapje, grapje - als je dit leest). Maar hoe dan ook, je kunt het altijd wel horen aan iemands ademhaling of de persoon in kwestie is afgereisd naar dromerige oorden. En dan meen ik altijd dat ik die ademhaling moet evenaren ofzo, leuk is echt een beetje anders.

Ooit, ik was dertien, gingen we kamperen met wat meiden van de klas. En zo lief, ik mocht mee. Dat wás ook heel lief hoor. Maar het is minder leuk als mensen je toch soort van het gevoel geven dat ze over hun brave borst strijken door je mee te vragen. Ik was echt sneu in klas één. Een paar weken voor de bewuste kampeerweek (bij één van de dames thuis, op het erf) werd me al even vriendelijk verteld dat ik alleen meemocht als ik me eens NIET nerveus zou gedragen. (Ik beet nieteens nagels, maar ik was altijd nogal snel gestressd. Dat ben ik overigens nog). Met die vriendelijke vermaning in m'n achterhoofd ging ik mee kamperen. Een paar dagen voor het kamperen, E., zin in het kamperen en overijverig, helpt de andere meiden mee om het bewuste huisje waarin we zouden slapen te soppen. Dat mocht ook wel, want de vloer zat onder de modder en de keukenkastjes waren nogal vies. Afijn, die kastjes zou ik onder handen nemen. Nu moet je weten, de dertienjarige ik had nog nooit een poetsdoek in handen gehad en hoe je sop maakte.. wist ik veel. Ik dus met die doek die keukenkastjes schoongemaakt.. (Een tijdje later, blijkt dat die kastjes bomvol water staan en een beetje scheefgetrokken met dank aan E., die het uitwringen niet machtig was en daar het nut niet van inzag. Degenen die het huisje twee jaar later schoonmaakten hadden het nóg over de verminkte keukenkastjes, door mij zo zorgvuldig gemolestreerd). En toen brak dus die kampeerweek aan. Ik snap eigenlijk nog niet dat ik niet zo assertief was om te zeggen dat ik naar huis wilde want ik vond het zo verschrikkelijk ellendig allemaal. Ik ben ook nog nooit zo blij geweest dat ik thuis was als toen, na die week. De eerste avond was heel leuk, we stookten vuurtje in het weiland (boze ouders, waarom weet ik eigenlijk niet). Maar de eerste nacht begon de ellende. Natuurlijk snurkten degenen die als eersten sliepen (dat is denk ik een causaal verband). En ik lag dus wakker. Schaapjes tellen. (Boek lezen mocht niet want iedereen wilde SLAPEN. En ik had nog geen mobiel, ja echt). Tafels opzeggen. En melatonine-tabletjes meenemen. Die ik gretig had uitgedeeld aan al mijn mede-niet-slapenden. Zij sliepen als een blok, maar ik.. ik kon het heerlijk vergeten. (De volgende dag: de moeder des huizes belde op hoge poten mijn moeder want o foei, ik had slaappillen bij me. Vre-se-lijk!). Ik weet niet heel precies meer hoe die week eruitzag, wel dat m'n hormonen me teisterden en dat iedereen dat niet leuk vond want toen konden we niet zwemmen. (O, stomme spelbreker was ik). En dat we naar een concert gingen en gingen fietsen. En naar de markt. En dat ik diep vanbinnen heel hard juichend naar huis fietste aan het einde van die week. (Mezelf voornemend dat ik dat nooit en nooit en nooit meer zou doorstaan).

Het jaar erop. Ik had toegezegd weer te gaan. Want 'nee zeggen' is redelijk onmogelijk. Toch? En toen werd ik halfziek en toen heb ik gezegd dat ik later kwam. Waarop het miepje aan de telefoon zei dat ik dan misschien maar beter helemaal niet kon komen. Juichkreten alom, want ik hoefde niet. (Ik vind het nu zo bizar dat ik gewoon van plan was tegen m'n zin zoiets te gaan doen). Dat was eind juni, 2004. Ik was nog steeds sneu, maar een klein beetje minder, al. Aan het einde van de week kreeg ik een kaart met: "Het is erg jammer dat je er niet was joh! Het was erg gezellig en we misten je echt!". Check de kaart. Ik vond hem onlangs. (Overigens is het later wel goedgekomen, in de derde was ik eigenlijk al niet meer sneu en kon ik stukken beter met die meiden opschieten).



Geen opmerkingen:

Een reactie posten