Gisteren las ik een roman die toch echt wel goed geschreven was. Vroeger, toen literatuur lezen nog verplicht was, voelde ik een aversie daartegen. Al was het alleen maar omdat de docent Nederlands ons bang maakte voor het mondeling ('ik slacht jullie af als ik ontdek dat je een boek niet gelezen hebt') waarvoor we twaalf boeken (zo was dat toen nog) moesten lezen uit allerhande tijdperken. Overeenkomst: het was Nederlandse literatuur. Ik vond literatuur dus helemaal niet fijn. Omdat het moest en omdat ik het associeerde met dat mondeling. Met een stukje oxazepam heb ik de nacht ervoor trouwens toch nog wel wát geslapen en uiteindelijk viel het allemaal wel mee. Dit ter illustratie van wat mijn herinneringen aan literatuur zijn.
Inmiddels zijn we wat jaren verder (Bijna acht. Het lijkt gisteren). Inmiddels lees ik wel literatuur en kan ik dat ook best waarderen. Ik vind het bijvoorbeeld echt wel tof hoe een personage onder je huid kan kruipen en hoe je al snel aan kunt voelen dat er iets gaat gebeuren, maar o, die stomme spanning die zich tot aan het laatst opbouwt. De soms onrealistische taferelen - die als in een droom als wel realistisch worden gepresenteerd.
Totdat je dat gevoel dus ook krijgt. Er staat iets te gebeuren en het is niet veel goeds.
Totdat je weet dat er een kat in het verhaal zit. Gisteravond dacht ik: als dat niet veel goede dan toch alsjeblieft maar niet over die kat gaat. Alsjeblieft.
Maar het ging daar natuurlijk wel over. Op de laatste pagina.
Ik had nét geen oxazepam nodig om zonder nachtmerries over katten te slapen.
Ik vind literatuur maar een vaag begrip. Vraag me altijd af wie bepaalt wanneer iets literatuur genoemd wordt en op basis waarvan
BeantwoordenVerwijderen